Het consortium van NOAHH, DGMR, Bremen Bouwadviseurs, CULD en Ravenkop heeft de selectie gewonnen voor het ontwerp van de transformatie en renovatie van twee 17.000 m2 grote gebouwen van ESA op de locatie van de European Space Research and Technology Centre (ESTEC) in Noordwijk.
Het winnende ontwerp voor ESA ESTEC zone A onderscheidt zich op het gebied van total engineering en sociale interactie. De focus van het ontwerp ligt op het transformeren en renoveren van de 30 jaar oude Aldo van Eyck gebouwen tot moderne gebouwen die een hoge mate van flexibiliteit bezitten – nu en in de toekomst.
De structuralistische principes van Van Eyck worden vertaald naar een hedendaags innovatief ontwerp, met als resultaat twee representatieve gebouwen die aantrekkelijk zijn voor een nieuwe generatie toptalent, waar de individuele gebruiker van het gebouw centraal staat en waar een 24/7 gebruik mogelijk is. Momenteel kennen de gebouwen een diversiteit aan functies (restaurant, congresruimte, kantoren, bibliotheek) maar voldoen niet langer aan actuele duurzaamheidsambities en verwachtingen ten aanzien van multifunctionaliteit en aanpassingsvermogen naar sterk wisselend gebruik. De gebouwen fungeren niet alleen als hoofdingang van de ESTEC campus maar versterken ook de positie en identiteit van ESA en vormen het hart van het complex.
Het ontwerp integreert de getransformeerde gebouwen op natuurlijke wijze in de campus en verbindt de verschillende afdelingen. De lichte gebouwen hebben een golvende, niet-lineaire open structuur en een natuurlijk, duurzaam materiaalgebruik, daarbij verwijzend naar de ruimtelijke visie van ESA alsmede de getijden en de landschappelijke ligging van het complex in de duinen van Noordwijk.
Ravenkop zet voor dit team haar kennis in over werkgebieden, sociale en zakelijke interactie en organisatiebehoeften. Vanuit het gebruikersperspectief zullen wij het concept formuleren en deze samen met de rest van het team vertalen naar ontwerp en implementatie.
De prijsvraag Brood&Spelen is in het leven geroepen om kansrijke en innovatieve ideeën voor vernieuwing op het platteland op te starten. Ontwerpers, creatieve bureaus en grondeigenaren werden door het Rijk opgeroepen om gezamenlijk radicale, realistische en realiseerbare voorstellen uit te werken voor de grote opgaven waar het platteland voor staat.
Ravenkop heeft in samenwerking met Buro Moon, OTO Landscape en de Decohof in Dalfsen het plan “Start-up Farm” ontwikkeld. Een voorstel voor een nieuw netwerk van landgoederen waar ondernemerschap centraal staat. Als team geloven wij dat divers ondernemerschap en de ruimte om te experimenteren binnen kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven de innovatiemotor kan zijn voor deze sector.
Modernisering en schaalvergroting op het platteland hebben geleid tot een toename van landoppervlak bij een afnemend aantal boeren. In 35 jaar tijd is het aantal agrarische bedrijven in Nederland meer dan gehalveerd. Het aantal boeren en tuinders daalde met 54,8 procent, oftewel met 79.487 bedrijven. Dit betekent een krimp van gemiddeld 2.338 bedrijven per jaar. Een indrukwekkend aantal van gemiddeld 6,4 bedrijven die er dagelijks mee stoppen.
Een van de redenen om te stoppen is het gebrek aan opvolging. Hoe kleiner het boerenbedrijf, des te kleiner de kans op bedrijfsopvolging. Kleine bedrijven zijn hierdoor vaak genoodzaakt om in te krimpen, land of overtollige schuren te verkopen of het over een andere boeg te gooien.
De modernisering en technologische vooruitgang op het platteland leiden tevens tot een verschuiving van de banenmarkt waarbij de concentratie van arbeid nog meer komt te liggen bij grote bedrijven waarbij er ook steeds meer focus komt op techniek en management. De impact hiervan is groot; het aantal banen neemt af, jongeren trekken weg wat de vergrijzing van het platteland versterkt en sociaaleconomische structuren brokkelen af. Hierdoor wordt lokaal boerenondernemerschap langzaam uitgehold.
Een ommezwaai komt niet vanuit de hoek van de grote bedrijven, als we kijken naar disruptie vandaag de dag komt die uit de hoek van kleine ondernemers die durven te ondernemen en kansen zien waar anderen beren op de weg zien.
De kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven (25% van het totaal aantal land- en tuinbouwbedrijven bedrijven) die het meest onder druk staan om op te geven of te innoveren zijn wat ons betreft de perfecte groep om een nieuwe toekomst te schetsen vanuit sociaal inclusief ondernemerschap.
Als we kijken naar innovatieclusters wereldwijd dan zien we een systeem van start-ups, scale-ups en grote bedrijven die samenwerken aan nieuwe producten en diensten. De ideale mix in dit systeem is 50% grote bedrijven welke fungeren als afnemers, 25% scale-ups welke zorgen voor de verbindingen in het systeem en 25% start-ups welke als innovatiemotor het systeem op gang houden.
Onze visie voor de toekomst van het platteland is dat deze vorm van clusterinteractie ook hier op gang komt met de 25% kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven als innovatiemotor.
We zien hierbij de volgende fasen om te komen tot een volledig functionerend systeem:
Fase 1, kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven en landgoederen als broedkamers van innovatie en ondernemerschap
Fase 2, het ontstaan van een netwerk van kleinschalige innovatiehotspots en het ontstaan van enkele scale-ups
Fase 3, grote bedrijven nemen producten en diensten af van kleinere bedrijven en maken de ommezwaai naar nieuwe economische modellen, de 25% kleinschalige bedrijven bieden een aantrekkelijke werkplek en fungeren als de innovatiemotor
Met het winnen van de prijsvraag gaan wij door met het ontwikkelen en uitvoeren van de plannen. Dit betekent dat wij de komende tijd o.a. aan de slag gaan met het experimenteren met meerdere gestapelde verdienmodellen en het opzoeken van samenwerkingen met opleidingsinstituten en ondernemers bij (kleinschalige) boerenbedrijven en landgoederen in de regio.
Lees meer op; https://prijsvraagbroodenspelen.nl/
Richard Sennet spreekt in zijn nieuwe boek “Building and Dwelling” over het belang van het begrijpen en waarnemen van het leven in een stad door de ogen van jonge urbanites. Om dit in de praktijk te zien zijn wij met Ravenkop in Nairobi, de op één na snelst groeiende stad van Afrika, wezen kijken. In Nairobi kwamen wij in contact met de jongens van Nai Nami. Zij hebben hun jeugd op de straat doorgebracht en wij mochten met hen door de straten en pleinen van Nairobi lopen om te horen over hun ervaringen en te kijken door hun ogen.
Een indrukwekkende tocht langs enerzijds chique kantoren en winkelcentra en anderzijds de lokale markten en verblijfsplekken van diegene die het minder goed voor elkaar hebben. Wij werden meegenomen in de manieren waarop zij een leven voor zich zelf weten op te bouwen in Nairobi na jaren van rondzwerven. Hoe zij de stad beleven. Wat zij kunnen bedragen en wat hen hierbij tegen houdt. Een bijzondere manier om scheve verhoudingen in de stad te voelen en de invloed van de snelle verstedelijking van een ander perspectief te zien.
Het Cobra museum en ULI brachten tijdens de PROVADA 2018 diverse partijen bij elkaar die nauw betrokken zijn bij de inrichting van Nederland, Ravenkop was hierbij uitgenodigd voor de paneldiscussie. Tijdens deze inspiratiesessie stonden wij stil bij de rol van culturele dragers in de ruimtelijk-programmatische ontwikkeling van Nederland. Belangrijkste uitkomst is het belang van culturele programmering in placemaking.
Vanuit Ravenkop brachten wij de conceptontwikkeling van het Storkterrein in. De monumentale kromhouthal is an sich al een culturele drager maar de kunst zit hem in het organiseren van een programmering die bijdraagt aan het relevant houden van deze plek voor alle verschillende mensen die nu al in de buurt wonen en in de toekomst hier gebruik van gaan maken. Cultuur is hierbij niet alleen maar ‘high brow’ maar juist de lokale cultuur van de bewoners van Noord, de pioniers en de industriële ziel van deze plek.
Tegenwoordig hebben we het niet meer over campus of tech park maar over innovatie district. En ondanks dat deze term net zoals het begrip campus te pas en te onpas gebruikt wordt om een gebied te labelen of te promoten gaat dat voor Rijnsweerd niet op.
Er zijn maar weinig plekken die zo gunstig gelegen zijn tussen een stad met veel hoogopgeleide mensen en een science park (USP). Hier is veel talent beschikbaar, worden belangrijke producten en patenten ontwikkeld en zijn belangrijke ankers aanwezig zoals een internationaal bekende universiteit en gespecialiseerde bedrijven. Voor een innovatie district zijn de netwerken en de fysieke afstanden sterk van belang en Rijnsweerd had niet beter kunnen liggen wat dat betreft.
In de eerste helft van 2017 heeft Wouter Spijkerman zicht (vanuit SITE urban development samen met CULD) hard gemaakt om op deze plek de kansen die wij zagen vanuit het perspectief van een innovatie district inzichtelijk te maken. En dit was hard nodig want een bezoeker die hier voor het eerst komt ziet vooral asfalt. En is hiernaast waarschijnlijk gedesoriënteerd aangezien het gebied bestaat uit verschillende deelgebieden welke door infrastructuur en parkeerplaatsen gescheiden zijn. Hiernaast is het gebied ingeklemd tussen twee snelwegen waardoor orientatie lastig is. Het resultaat na enkele maanden hard werken samen met ondernemers, eigenaren, de gemeente Utrecht en betrokken partijen zoals het Utrecht Science Park, Provincie Utrecht en de Hoge School is een stevig ambitiedocument welke januari 2018 ondertekend is de stakeholders.
En dat is pas de start, Rijnsweerd is een plek waar nieuw ondernemerschap kan bloeien, een plek waar netwerken op elkaar kunnen inhaken en waar patenten en ideeën uit het Utrecht Science Park kunnen worden omgezet in nieuwe producten en diensten. Er is ruimte voor het transformeren van het bestaande vastgoed en verdichten om zodoende een nieuw type werkgebied te bouwen waar men ook kan wonen en verblijven.
Lees meer op; https://www.utrecht.nl/wonen-en-leven/bouwen/bouwprojecten/utrecht-science-park-en-rijnsweerd/kantorenpark-rijnsweerd/
In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, komt in 2018 het begrip de ongedeelde of inclusieve stad hoog op de politieke agenda. Een opgave die antwoord kan bieden op de vragen vanuit de participatiesamenleving en de tweedeling vanuit onder andere het populisme van de afgelopen jaren. Wanneer we het over inclusief hebben, horen/lezen/discussiëren we vaak over het sociale domein terwijl het vraagstuk zoveel breder is. Zelfs Richard Florida is om en steekt de hand in eigen boezem wanneer hij het over gentrificatie heeft. Maar hij legt in zijn nieuwe boek (“The New Urban Crisis”) de sleutel bij de overheid. Wij zien kansen in breed gedragen concepten die ongedeeld als uitgangspunt nemen. Kijk naar ongedeelde activiteiten zoals sport, ondernemen, onderwijs en ontmoeten. Een aanpak die ervoor zorgt dat de ongedeelde stad ook bij ontwikkelaars, beleggers, ondernemers, bewoners en gemeenten hoog op de agenda komt.